Epiloog
OVER JAZZ IN ROTTERDAM TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG

door Hans Zirkzee
Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde en schreef over talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden.
Nu een reeks verhalen waarop we tachtig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog op terug kijken. De voornaamste rode draad in de serie is de grote hoeveelheid aan jazz in Rotterdam tijdens de periode van de Duitse bezetting.
5 MEI 2025 - 80 JAAR VRIJHEID
"De eerste grote jazzhappening was de door Mike Hildalgo georganiseerde concertreeks van Kid Dynamite and his Harlem Kiddies in de Rivièrahal op 2, 4, 10 en 11 oktober 1945. De entreeprijs was met vier gulden aan de forse kant."
“Toovenaars van melodie en rhythme” DEEL 9
Jazz in Rotterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog
Epiloog
Na de bevrijding kelderde het jazzaanbod in Rotterdam dramatisch. De heersende opvatting over de naoorlogse gelukzaligheid is nogal misplaatst. De Tweede Wereldoorlog was voor ons voorbij, maar waren wij echt vrij? De jaren kort na de bevrijding kenmerkten zich door een economische, financiële en culturele schaarste. Een reeks van overheidsmaatregelen belemmerde bovendien de ontwikkeling van een gezond muziekklimaat.

op de Voorschoterlaan schrapen jongens de voedselbussen schoon
BEVRIJDING
In de eerste week van mei 1945 gonsde het in Rotterdam van de geruchten over het vertrek van de Duitse troepen. Op 5 mei kondigde het Duitse gezag door middel van pamfletten de wapenstilstand aan. Een dag later volgde de formele capitulatie. ‘Zondag 6 mei is een vlag- en jubeldag geworden. Dinsdag 1 mei had men in enkele buurten al voorbarig in pyjama’s rondgesprongen. Op de vrijdagavond, die een werkelijk capitulatiebericht bracht, volgde een ontnuchterende zaterdag met controlerende Grüne Polizei. Maar zondag, de derde maal in één week gold dan toch het scheepsrecht’ (Voorwaarts, 7 mei 1945).
J.C. Tetenburg op de Hoflaan vermoord
ZE KOMEN D’R AAN!
In de middag van 7 mei 1945 reden de eerste Canadese militairen, via de Kortekade en de Hoflaan, Rotterdam binnen. Daar waren een maand tevoren twintig gevangen verzetstrijders door de Ordnungspolizei geëxecuteerd als vergelding voor aanslag op de commandeur van de ordepolitie Jacob Tetenburg. Als afschrikking blijven hun lichamen tot de avond liggen. ‘Ze komen d’r aan! Een grijsgroen lilliputautootje (de meeste Rotterdammers hadden nog nooit een jeep gezien, HZ) met vier khaki geüniformeerde Canadezen reed over de Lage Oostzeedijk (Beneden Oostzeedijk) naar het Oostplein,’ meldde het dagblad Voorwaarts op 8 mei 1945.
Voorwaarts 8 mei 1945
GLENN MILLER
De muziek van de grote Amerikaanse swingorkesten typeert tot op de dag van vandaag hét geluid van het einde van de Tweede Wereldoorlog met de band van Glenn Miller als fameus voorbeeld. Ofschoon Nederland boven de rivieren bevrijd werd door de Canadezen en de samenwerkende geallieerden, waren het vooral de Verenigde Staten die verantwoordelijk werden gehouden voor de eliminatie van Nazi-Duitsland en later de overwinning op Japan. De populariteit van de VS was op zijn hoogtepunt. ‘Het maatschappelijke klimaat waarin de jazz na de bevrijding weer tot leven kwam, werd overheerst door een euforische stemming ten opzichte van alles wat Amerikaans was,’ schreef Henk Kleinhout. Koen Wouters typeerde de tijd met: ‘Syncopen, Swing en improvisaties werden niet langer geassocieerd met dierlijk instinct en erotiek, maar stonden voor vrijheid, individualisme en vitaliteit.’

Het neon monument Rotterdammers aan den slag juni 1945
OPGEROLDE MOUWEN
De Rotterdammers kregen na vijf jaar gruwelijke ontberingen op 8 en 9 mei 1945 maar liefst twee dagen vrij! Daarna moest er weer gewerkt worden. Al dan niet met opgerolde mouwen. De avondklok bleef ingesteld van elf uur ‘s avonds tot vier uur ‘s ochtends. Officiële muziekuitvoeringen en toneelvoorstellingen waren voorlopig verboden. Vijfduizend Rotterdammers werden kunstmatig gevoed ‘daar zij door de honger zo ernstig verzwakt zijn, dat zij op normale wijze geen vast voedsel meer tot zich kunnen nemen.’ Een kwart van de bevolking leed aan hongeroedeem.
bevrijdingsvertier
DANSEN MET CANADEZEN
De ongekende vreugde over de capitulatie van het Duitse leger vierde men op straat en niet alleen daar. De bevrijdingsfeesten hadden op menigeen een onvergetelijke indruk achter gelaten, maar de uitbundige en vaak spontane bijeenkomsten zijn slecht gedocumenteerd. Op den duur reguleerde de gemeente het bevrijdingsvertier. Het publiek vermaakte zich met verkleedpartijen, zaklopen en het spel van een lokale accordeonist op een geïmproviseerd podium, maar er werd vooral gehost. Rotterdamse mannen en musici waren schaars. Vrouwen dansten met elkaar of met kinderen of, wie het lef had, met Canadezen.
GEEN SWINGDANSEN
Eind mei 1945 was het vuilnis opgeruimd. De trams reden weer en vrijwel elke dag waren er straatfeesten. De schaarse musici en artiesten hadden veel werk (Piet Geurdes: ‘Het was voor mij een gouden tijd.’), maar men klaagde over de buitensporige hoge prijzen. Muziekinstrumenten kostten een vermogen. Voor een klarinet betaalde je achthonderd gulden, voor een drumstel tweeduizend. Velen vonden de nieuwe Amerikaanse dansen, zoals de Jive en de Jitterbug, te wild, te ongemanierd en te seksueel getint. Dansscholen adverteerden met ‘Geen swingdansen’ of in de geest van de bezetter: ‘Swingen verboden!’. Dit verbod werd na de bevrijding consequenter gehandhaafd dan tijdens de oorlog.
Swingen verboden
MONDJESMAAT
De voornaamste Nederlandse jazzbands vonden vrijwel meteen emplooi bij de geallieerde troepen vooral over de grens op de talrijke militaire bases. In Rotterdam was het concertaanbod na de bevrijding uiterst mager. Het Engelse protectionisme stond de komst van de jazzbands uit de Verenigde Staten in de weg. Via het Europese vaste land kwamen toch een aantal buitenlandse jazzorkesten naar Nederland, maar wegens de schaarste aan geschikte podia mondjesmaat naar Rotterdam. Het enige Amerikaanse dansorkest dat kort na de oorlog in Nederland optrad was de CBS Army band onder leiding van de ex-zanger van het orkest van Duke Ellington, Jack ‘Scat’ Powell. De bigband van dienstplichtige militairen speelde op 12 november 1945 in de Rivièrahal met de Rotterdamse zangeres Annie ‘An Rivers’ de Reuver (Jazzradar, 19 februari 2022).
Het orkest van Leslie ‘Jiver’ Hutchinson
ANOVA
Het orkest van de Jamaicaanse trompettist en bandleider Leslie ‘Jiver’ Hutchinson speelde begin februari 1946 in het Arena Theater en Capitol. De Algemene Nederlandse Organisatie Voor Amusement (ANOVA) presenteerde in de Rivièrahal op 3 februari 1946 het orkest van Nat Gonella. Het organisatiebureau onder leiding van impresario Frans van Klingeren boekte de grote dansorkesten van Boyd Bachman, Ernst van ’t Hoff, Harry Pohl, Frans Wouters en Klaas van Beeck. Ook de Grasshoppers, The Moochers en The Skymasters met Annie de Reuver stonden in de catalogus van ANOVA. Het bureau met vestigingen in de grote steden bracht ondanks de papierschaarste een goed verzorgd magazine uit.
ANOVA Magazine 1946
BEBOP
Een concert dat veel indruk maakte op de Rotterdamse jazzliefhebbers was het als Don Redman and his Orchestra aangekondigde optreden van het octet van vibrafonist Tyree Glenn en tenorsaxofonist Don Byas in Parkzicht. Don Redman had zijn band in Parijs ontbonden en een deel van het combo vervolgde de Europese tournee. Zij waren in Parkzicht geboekt voor de eerste drie weken van februari 1947, maar het contract werd voortijdig ontbonden wegens ‘niet nagekomen verplichtingen’. Jazzliefhebber Martin Snijders vertelde in 1980 aan Hans Langeweg over de werkelijke reden van het ontslag: ‘Parkzicht was een dancing. Het publiek was gewoon aan een serie van drie foxtrots, gaan zitten, tango’s, zitten, Engelse walsen, zitten. Je kent dat wel. Die Engelse walsen en tango’s waren er niet bij. Maar wel een langzaam nummer als Stardust. Daar deden ze zo’n twintig minuten over. Allemaal solo’s en prima! Maar het danspubliek pikte dat niet. De directie van Parkzicht kreeg klachten en voelde zich miskocht. Vanwege het feit dat er musici ’s avonds te laat binnen kwamen en dus over tijd begonnen, werden ze voortijdig opgezegd en kwamen op straat te staan. Live in Parkzicht was voor de jazzfans fantastisch. Het swingde enorm. Tyree Glenn, Don Byas and their Orchestra vergeet ik van mijn leven niet!’ Hoewel de op 17 februari 1947 in Hilversum gemaakte plaatopnames van het orkest duidelijke bebopinvloeden bevatten, was volgens jazzpromotor Dick A. van den Berg (Jazzradar, 5 september 2022) het optreden van de band van Bob Buraz in de Blauwe Zaal van het Beursgebouw op 3 februari 1948 het eerste echte concert van een beboporkest in Rotterdam.
orkest Don Redman 1946
JAZZHAPPENING
Op 22 mei 1945 heropende de L‘Ambassadeur met het orkest van de altsaxofonist Red Debroy. In juni 1945 speelde Eddy Roos and his Syncopators in het café restaurant Du Nord. Dick Willebrandts trad op als solopianist in de Ritz Bar en in het Luxor Theater. De eerste grote jazzhappening was de door Mike Hildalgo georganiseerde concertreeks van Kid Dynamite and his Harlem Kiddies in de Rivièrahal op 2, 4, 10 en 11 oktober 1945. De entreeprijs was met vier gulden aan de forse kant. De heropgerichte stichting Nederlandse Hot Club organiseerde op 12 januari 1946 in Luxor een American Swing Nite met The Merry Makers, Jack Koster’s Dansorkest, Ted Brooks and his Radio Rhythm Quintet met zang van Mitsey Smeekens (Jazzradar, 4 oktober 2022), The Five Rhythm Tigers en – zeer populair in die tijd – community singing onder leiding van Joop Walvis (Jazzradar, 25 augustus 2022).
Swing Night (HVV, 29 september 1945)
VERSIEREN
Door transportproblemen, vooral door gebrek aan scheepsruimte, konden de Canadese soldaten niet meteen vertrekken. Om de troepen vermaak te bieden, nam het Canadese leger vanaf juni 1945 zwembaden, sportvelden, bioscopen, restaurants, cafés, dancings en schouwburgen in beslag. Deze gelegenheden waren verboden voor Nederlandse mannen, maar elke verlofganger mocht een vrouw introduceren. ‘De Canadezen versierden zich wezenloos in het bevrijde Nederland,’ schreef Henk Kleinhout. Eind 1945 werd een begin gemaakt met het vertrek van de Canadese militairen. Na hun vertrek en het einde van de straatfeesten werd de spoeling voor de (dans)orkesten dunner. De grote ensembles waren te duur. De ruim 25 dansinstituten in Rotterdam, waar in de jaren dertig nog regelmatig bigbands speelden, gingen over op kleinere combo’s of draaiden grammofoonmuziek. De musici hadden niet langer een vast dienstverband, maar schnabbelden in kroegen, op verenigingsfeesten of op bruiloften en partijen. Het nieuw verschenen Rotterdamse magazine Symphonie & Swing attendeerde op de verslechterde economische positie van de grote Nederlandse jazzorkesten: ‘Grotere orkesten worden te slecht betaald, zodat het voor de leiding ondoenlijk is hen bij elkaar te houden.’
Symphonie & Swing
BESCHAVINGSOFFENSIEF
De Nederlandse overheid maakte zich ernstig zorgen over de zedenverwildering en het verval van de vooroorlogse normen en waarden. Met name de jeugd was in het chaotische laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog losgeslagen en moest weer in het gareel. Jazzmuziek zou hun anarchistische gedrag alleen maar versterken, dacht men.
‘Juist in een stad als Rotterdam heeft de jeugd de rampzalige gevolgen van de oorlogsjaren ondervonden. En de politie, die paal en perk tracht te stellen aan de verwildering, welke zich overal en in alles demonstreert, was en is als gevolg van de maatregelen van de bezetter sterk gehandicapt ten aanzien van de speciale tak van dienst der zeden- en kinderpolitie’ (Rotterdams Nieuwsblad, 16 augustus 1946).
Poster Swing Nite
‘Vijf jaren oorlog veroorzaakten bij vele jongeren een onverzadigbare swing-honger, die vooral tijdens de bevrijdingsfeesten op een weergaloze wijze werd gestild. De ban was immers gebroken en de volgelingen van Pietertje Swing (een nummer van The Ramblers, HZ) zwoeren bij de boogie-woogie, de jive en hoe al die uitingen van danswoede ook verder mogen heten. Vergissen we ons niet, dan zijn we nu over het hoogtepunt van deze dansmanie heen. Reeds heeft in Amerika de ‘sweet’ een halt toegeroepen aan de swing, die zonder twijfel zijn plaats zo duur mogelijk zal verkopen en dus zal hier ook de swingfilm nog wel niet uit de boze zijn.’ (Rotterdams Nieuwsblad, 5 april 1947)
VERWILDERING
De verwildering van de jeugd werd aangepakt door het eerste naoorlogse ‘nationale kabinet voor herstel en vernieuwing’ Schemerhorn-Drees, dat in 1945 was benoemd door koningin Wilhelmina. In dit ‘noodkabinet’ stond het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen onder leiding van prof. dr. G. van der Leeuw, een voorstander van een door de overheid gereguleerde cultuurpolitiek. Nederlandse jeugdorganisaties moesten de dreigende dominantie van Amerikaanse populaire cultuur weerstaan. Al tijdens de oorlog sprak men over een op te richten federatief verband van autonome jeugdgroepen. Deze overkoepelende organisatie, de Nederlandse Jeugd Gemeenschap (NJG), zag op 25 juli 1945 het licht. De NJG bundelde alle vooroorlogse jeugdorganisaties, met als voornaamste doel het herstel van de zedelijkheid. De Nederlandse jongeren werden opgeroepen zich aan te sluiten bij een jeugdorganisatie:
advertentie Nationale Rotterdamsche Courant, 31 oktober 1945 (De NRC trachtte tevergeefs het opgelegde verschijningsverbod te omzeilen met een andere naam)
MORAALRIDDERS
Het credo van de NJG was: ‘Deze tijd vraagt soberheid en zelfbeheersing van de jeugd. De eigen cultuur dient hoog in het vaandel te staan, juist om door versteviging van het vaderlandse bewustzijn de culturele vervlakking tegen te gaan. Volksdansen, volksmuziek en liefde voor de natuur vormen een gezond tegengif tegen de zedenverwildering door jazz en jitterbug.’ Jazzmuziek betekende een gevaar voor en een aantasting van de nationale cultuur. Hierin verschilde de visie ten opzichte van jazz door de naoorlogse Nederlandse moraalridders weinig met die van de nationaalsocialisten.
Het contrast tussen jazz als dansmuziek en als concertante vorm tekende zich opnieuw af. De grote behoefte aan dansmuziek en amusement was een sta-in-de-weg voor de artistieke jazz. Het publiek wilde dansen en vermaakt worden. Er was geen plaats voor ‘moeilijke muziek’. Musicus, radiopresentator en jazzhistoricus Michiel de Ruyter herinnerde zich: ‘1945 bracht weliswaar in overstelpende hoeveelheden Canadezen, gevitaminiseerde chocolade en o zo voedzame biscuit-in-blik, maar van een intensief hernieuwd contact met de jazz was weinig sprake. Het aantal radio’s was sterk uitgedund, grammofoonplaten werden niet langs de normale wegen geïmporteerd. Wij waren verschrikkelijk blij als er op Decca eens een oude Ellington werd heruitgebracht.’
VERSOBERING
De schaarste en de hoge prijs van de grammofoonplaten zorgden er voor dat de Nederlandse jazzfans weinig informatie hadden over de internationale jazzontwikkelingen. Jazzuitzendingen op de radio waren schaars. Alleen de AVRO en de VARA besteedden summier aandacht aan de jazzmuziek, die in het kader beschavingsoffensief van de overheid vooral niet gestimuleerd werd. Het gesproken woord domineerde de radio. De groeiende ideologische verschillen tussen West- en Oost-Europa, de Koude Oorlog, de dreiging van de atoombom, het conflict in Indonesië (een nieuwe en kostbare oorlog), de babyboom, de woningnood, de schaarste aan geschikte podia en consumptiegoederen, de weeldebelasting (33% op o.a muziekinstrumenten en platen), de hoge vermakelijkheidsbelasting (leidde tot de sanering van de bioscooporkesten), het deviezentekort (er werd zelfs geloot wie er op vakantie kon), de geleide loonpolitiek, de devaluatie van de gulden, hard werken en weinig vrije tijd tekenden de algemene versobering van de jaren na de bevrijding. Geld besteden aan uitgaan deed men niet meer. Men zocht beschutting binnen de eigen zuil en in verenigingsverband. Het aantal jazzconcerten daalde tot een historisch dieptepunt. Ook het vertrek van kunstenaars, schrijvers, artiesten en musici na het bombardement speelde een belangrijke rol in de culturele achterstand van Rotterdam.
Niwin (Nationale Inspanning Welzijnsverzorging Indië)
KUNSTZUIVERING
De Nederlandse regering in ballingschap besloot al in 1943 dat in het naoorlogse Nederland geen plaats meer was voor degenen die de kant van de Duitsers hadden gekozen. Zij moesten worden veroordeeld en uit hun maatschappelijke functies worden gezet. Het Militair Gezag (M.G.) begon na de bevrijding van het zuiden met de zogenaamde ‘zuivering’ van de kunstenaars. Na de bevrijding van Noord-Nederland werd door het College van Vertrouwensmannen een ‘kunstpauze’ afgekondigd: kunstenaars mochten zonder toestemming van de Militaire Commissarissen hun beroep niet uitoefenen. Deze kunstpauze werd op 10 juni 1945 opgeheven. Daarna moesten kunstenaars in het bezit zijn van een voorlopige vergunningen tot optreden. De vergunningen werden afgegeven door Militaire Commissarissen die bij de beoordeling werden geadviseerd door speciaal ingestelde, plaatselijke commissies. Naast de adviescommissies bestond een landelijke adviescommissie voor de kunstzuivering. Deze ontstond door de fusie van de commissie voor het Zuiden en het Noorden. Naast het adviseren van de Chef Staf M.G. verzamelde de commissie documentatiemateriaal ten behoeve van de kunstzuivering via de in te stellen ereraden voor de kunst. De zuivering van de kunstsector was in handen van een zestal op 15 juni 1945 ingestelde ereraden: architectuur, beeldende kunsten, letterkunde, muziek, toneel (inclusief dans en film) en (later) amusement- en kleinkunstenaars. Collaborerende musici kregen een beroepsverbod opgelegd. Het lidmaatschap van de Kultuurkamer was op zich zelf geen reden tot het inhouden van de werkvergunning. Niemand was eigenlijk formeel lid van de Kultuurkamer. Er was alleen sprake van aanmelding. De op 5 april 1946 ingestelde Wet Zuivering Kunstenaars gaf de veroordeelden een beroepsmogelijkheid bij de Centrale Ereraad voor de Kunst. De Centrale Ereraad voor de Kunst bestond tot 1952.
In Symphonie & Swing werd de vrees uitgesproken dat de kunstzuivering door de ereraad zou leiden tot een verarming van het kunstleven. De oppositie tegen een al te stringente uitsluiting van musici en kunstenaars verenigde zich in de ‘Actie Rechtsherstel der Nederlandse Kunstenaars’. Volgens het blad was de scheidslijn tussen ‘goede’ en ‘foute’ musici gemakkelijk te trekken: ‘Zij die bewust vrijwillig hebben deelgenomen aan nationaal socialistische of Duitse propaganda zijn schuldig (…). Een musicus, die ter wille van het dagelijkse brood, is blijven doorspelen voor een Nederlands publiek, die nooit iets te maken heeft gehad met Winterhulp (een Duitse inzamelingsactie, HZ), de radio etc., kan niet schuldig genoemd worden, al is het lidmaatschap van de Kultuurkamer een te laken daad.’
De Ramblers spelen voor Vreugde en Arbeid (Bron: SAR)
RAMBLERS
The Ramblers onder leiding van Theo Uden Masman speelden tijdens de bezetting door. Het dansorkest maakte deel uit van het nazi-omroepapparaat (D.E.S. opnames) en werkte mede aan voorstellingen voor Vreugde en Arbeid en Frontzorg. De ereraad was van mening, ‘dat de Ramblers als muziekensemble gedurende drie jaren niet behoren op te treden, de leider gedurende twee jaren en de overige leden individueel gedurende één jaar.’ Het werd de Ramblers en met name Theo Uden Masman kwalijk genomen dat zij niet voor de ereraad voor de Kleinkunst waren verschenen, maar in Brussel optraden. De Ramblers werden bij verstek veroordeeld. De Belgische krant Het Nieuwsblad sprak er schande van dat een geschorst Nederlands kunstensemble met de steun en onder bescherming van het Amerikaanse leger optrad. De optredens voor Kraft durch Freude (Vreugde en Arbeid), de Winterhulp en Frontzorg werden de Ramblers aangerekend. Op 24 oktober 1945 verdedigde Theo Uden Masman zich persoonlijk voor de ereraad. Hij stond voor de keuze: doorspelen met zijn orkest of gedeporteerd worden naar Duitsland. ‘Er zat niets anders op; liever dit dan zes van mijn jongens naar Duitschland en Barendse (trompettis Ferry Barendse, HZ) als krijgsgevangene.’ Hij hielp zijn joodse musici Sem Nijveen en Sal Doof met onderduiken en de band speelde een geruime tijd demonstratief met twee lege stoelen op de bühne. Van een vrijwillige aanmelding van zijn musici bij de Kultuurkamer was volgens hem geen sprake, omdat de orkestleden als lid van de Nederlandse Toonkunstenaarsbond (NTB) automatisch via het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) overgingen naar de Kultuurkamer zonder daarvoor te tekenen. Op 12 november 1945 herzag de ereraad haar eerdere uitspraak. Het werd Theo Uden Masman tot 5 mei 1946 verboden op te treden als leider van een ensemble. ‘Als pianist is hem het spelen vanaf 1 januari 1946 toegestaan.’
The Ramblers tijdens WOII
OUDSTE DANSORKEST
De problemen waren voor de Ramblers hiermee niet van de baan. Heftige naoorlogse sentimenten manifesteerden zich tijdens hun nieuwjaarsconcert 1946 in Tivoli, Utrecht. Een knokploeg van het Nederlandse verzet deelde pamfletten uit. Het kwam niet tot ongeregeldheden, maar bij het optreden in Amsterdam op 3 januari 1946 gooiden de betogers met traangasbommen. De militaire politie stond met stenguns in de zaal. In het publiek braken gevechten uit. De Ramblers speelden onverstoorbaar door. Tijdens een optreden in Haarlem op 6 januari moesten de Ramblers wel voor de rookbommen vluchten. De politie ontruimde de zaal. Dezelfde dag werd een nieuwe aanklacht ingediend bij de ereraad en de band stopte voorlopig met optreden. Het aangekondigde optreden in de Rivièrahal op 11 januari werd afgelast. Theo Uden Masman trachtte door middel van een persconferentie de gemoederen te sussen. Hij vond de agitatiemethoden onrechtvaardig. The Ramblers debuteerden op 21 november 1926 in La Gaîté, de nachtclub in het Grand Théâtre Pompenburg, als The Resonance Seven. De band bestaat nog steeds en viert in 2026 het honderdjarig bestaan. Al sinds 1992 staan de Ramblers in het Guinness Book of Records vermeld als het oudste dansorkest ter wereld.
Muziek, 10 januari 1946
De Rotterdamse pianist en orkestleider Dick Willebrandts, die evenals de Ramblers betrokken was bij de propaganda-uitzendingen van de D.E.S., kreeg geen persoonlijk speelverbod maar hij mocht tot 1 december 1945 geen orkest meer leiden. In Rotterdam deed Dick Willebrandts voor het eerst echt weer van zich spreken in november 1945 als solopianist met een gloedvolle vertolking van Rhapsody in Blue tijdens een grote nachtshow in het Arena Theater. Leo Ott, redacteur van het Rotterdamse tijdschrift Muziek (Jazzradar, 20 oktober 2024) vermoedde dat het op de duur met de veroordelingen door de ereraad niet zo’n vaart zou lopen: ‘Het zou ons zeer verwonderen als er geen water in de zuiveringswijn wordt gedaan. Waaruit opnieuw zou blijken, dat het bij de zuivering der syncopen vrij harmonieus toegaat, gelijk het bij alle muziek past.’ De Rotterdamse saxofonist Tom Bronsvoort (Jazzradar, 22 maart 2022), die tijdens de oorlog een imposante verzameling foto’s van Nederlandse artiesten aanlegde, relativeert de positie van de musici: ‘De muzikanten wisten ook wel waar ze stonden tijdens de oorlog. Als je als luisteraar al wist dat het fout was…, maar ze speelden uiteindelijk gewoon voor hun dagelijkse brood.’
EEN BLOEIEND VERENIGINGSLEVEN
De hang naar geborgenheid en de slechte inkomenspositie stimuleerden de opmerkelijke groei van het naoorlogse verenigingsleven. Vrijwel elk maatschappelijk initiatief vermaakte zich in verenigingsverband. Van aquariumhouders tot zeilscholen waren in clubverband actief. Een verenigingsavond was betaalbaar en werd meestal afgesloten met een bal en live muziek. Bands als The Music Stars, The Ballroom Aces, en The Moonliners waren graag geziene dansorkesten op de verenigingsavonden. Ook jazzbands of orkesten die jazzy muziek maakten zoals The Sound Diggers, The Green River Jass Band en The Travellers stonden veelvuldig op de affiches.
The Travellers. Links vooraan tenorsaxofonist Toon van Vliet (met gitaar!)
SCHIPPERSKLAVIER
Niet alleen het bloeiende verenigingsleven was typerend voor het naoorlogse amusement, ook de grote populariteit van de hawaï-, accordeon- en mondharmonicamuziek tekende het vertier van de jaren na de oorlog. De Rotterdamse hawaïbands, zoals de Kilima’s en de Waikiki Hawaiians, bleven tot lang na de bevrijding in trek. De stad telde legio accordeonverenigingen, zoals Progressio, Excelsior en Vieux Camarades en befaamde bespelers van het ‘schippersklavier’ als Piet Koopmans, Harry van der Velde en Piet van Gorp (die de legendarische The Three Jacksons vormden), Rino van der Laan, Ted Valerio (Thijs de Wijs), Jan Gorissen, Will en Nicky Noble. Het door Geert Jan van Driesten opgerichte mondharmonicakwintet The Hotcha’s (Jazzradar, 6 mei 2024), later een trio met Henk van Dipte, Jan Vuik en Joop Heijman, was actief tot in de jaren zeventig. De internationaal vermaarde blazers hadden vele jazzy nummers op repertoire staan tot de komst van de beatmuziek.
BRONNEN
Jazz in Rotterdam, de geschiedenis van een grotestadscultuur (2015)
Archief Hans Langeweg
Jack Bulterman, The Ramblers Story
Facebook Rotterdam in oorlogstijd
Henk Kleinhout, Jazz als probleem
Michiel de Ruyter, Een leven met jazz
Dirk Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945
Website theatersentiment.nl
Kees Wouters, Ongewenschte muziek
Verder in de tekst vermeld

Hans Zirkzee
Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016
OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial