Fulltime jazzpodium uit andere tijden

Mephisto

door Hans Zirkzee

Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde en schreef over talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden.

".......Men betaalde 45 cent voor een gewoon pilsje en één gulden voor de specialité de la maison: de ‘Negrococktail’"

Topjazz in een Negerpaleis
Mephisto was het eerste en het enige fulltime jazzpodium in Rotterdam tot de opening van de B14 jazzkelder in 1964.

De opvattingen over en de beschrijvingen van de hier genoemde gekleurde musici en personeel dateren uit de eind jaren dertig van de vorige eeuw.

Mephisto Opening 1 edit 2 coll HR ob
Mephisto opening vrijdag 6 november 1936

1936
Een zogenaamd ‘negerjazzcentrum’ was nieuw voor ons land. Het Negro Palace Mephisto aan de (Oude) Binnenweg 94 werd vanaf de start een groot succes. Het voormalige cabaret ‘De Hel’ was een pijpenla van achtentwintig bij tien meter. Voor de ingang van het Negro Palace stond de goud gegalonneerde Surinaamse portier, tapdanser en drummer Jacky Blue (Frits Blijd), die ook als Freddie Blythe of Jimmy Blue door het leven ging. Het podium bevond zich ter hoogte van het midden tegen de rechterwand. Tegenover het podium was de gebeeldhouwde kop van Mephisto. In zijn opengesperde mond konden de toeschouwers plaats nemen. Achter in de zaak was de bar met twee muurschilderingen van Mephisto en een draak. De bezoekers werden bediend door een twintigtal Surinaamse kelners onder leiding van Freddy Suncar. Het op duivelse taferelen geïnspireerde interieur was ontworpen door Pieter den Besten en A. Benjamins jr. Het Negro Palace had een capaciteit van tweehonderd toeschouwers. De entree was gratis, maar de consumptieprijzen waren gepeperd. Men betaalde 45 cent voor een gewoon pilsje en één gulden voor de specialité de la maison: de ‘Negrococktail’. De directeur en concertpromotor Jacques Papier opende op vrijdag 6 november 1936, aanvankelijk nog zonder vergunning, zijn jazzpodium met de band van de Surinaamse trompettist en showman Teddy Cotton (Theodoor Kantoor). De bezetting van het orkest Teddy Cotton was: Jacob ‘Jake’ Greene (trombone en gitaar), Nic Rayer (piano), Ab Struik (sax en klarinet), Johnny Stoffels (slagwerk) en bassist Eddy Cotton (Eddy Kantoor).

Jacques Papier

Jacob ‘Jacques’ Papier (Amsterdam, 19 mei 1911 – Scheveningen, 16 september 1954) Jacques Papier kwam op 17 augustus 1933 naar Rotterdam en trok in bij zijn oom Abraham Papier in de Hugo Molenaarstraat. Op 2 oktober 1934 verhuisde hij naar Antwerpen. Op 15 november 1935 keerde hij terug naar Rotterdam en werd ingeschreven als koffiehuishouder. Op 14 april 1937 trouwde hij met Elisabeth Nelemans (Rotterdam,15 juli 1913 – ?). Zij gingen (in)wonen in de Eendrachtstraat 29c. Op 20 mei 1938 vertrokken zij naar een woning boven Mephisto op de Binnenweg. Papier verrichtte al op achttien jarige leeftijd administratieve klussen voor de trompettist Louis de Vries. Na een carrière in de toeristenbranche begon hij in november 1936 het Negro Palace Mephisto. De joodse Papier werd door de nazi’s opgepakt en weggevoerd naar de vernietigingskampen. In gezelschap van trompettist en violist Louis Bannet keerde hij sterk verzwakt terug uit Auschwitz. Hij overleed in 1954 ten gevolge van leukemie.

personeel en musici Mephisto

1937
Het eerste orkest werd aangekondigd als Teddy Cotton’s Negro Swing Band uit New York… In maart 1937 maakte de band van Teddy Cotton plaats voor het orkest van Johnny Dunn, de trompettist van de begeleidingsband van Josephine Baker. Op zaterdag 10 april 1937 organiseerde de Rotterdamse afdeling van de Nederlandsche Hot Club een middagconcert in Mephisto met het orkest van Johnny Dunn, een zogenaamde ‘Whoopee-noon’.

Cotton, Teddy 615
Teddy Cotton

WHOOPEE-NOON

‘Wat een Whoopee-noon eigenlijk is, doet weinig ter zake, maar Mephisto-Palace was geheel gevuld met een voor 98% zeer jeugdig publiek, vierkant geschouderde jongelui, correcte pommade-scheidingen, veel waterstofblondines, en daartusschen het echte, onafwasbare zwart van roodgerokte negerkellners. De afdeeling Rotterdam van de Nederlandsche Hot-club had succes met haar nieuwtje’, aldus het Rotterdamsch Nieuwsblad van 12 april 1937.

Na het engagement van Johnny Dunn boekte Jacques Papier voor de periode 1 mei tot en met 30 juni 1937 de pianist Frederick W. ‘Freddy’ Johnson and his American Star Band met onder anderen de tenorsaxofonist van Louis Armstrong, Castor McCord. Op zaterdagmiddag 26 januari 1935 organiseerde de NHC afdeling Rotterdam in het Gebouw Odeon in de Gouvernestraat een concert van Freddy Johnson and his Harlemites. Tussen het publiek bevond zich de wereldvermaarde tenorsaxofonist Coleman Hawkins. Onder ovationeel applaus werd hij in Odeon op het toneel verwelkomd, maar hij speelde niet, omdat hij voor 500 gulden was ingehuurd door Theo Uden Masman en dezelfde middag moest optreden met The Ramblers in Pschorr.

Hawkins’ eerste concert in Mephisto was op maandag 28 juni 1937, vlak voordat Freddy Johnson de voor hem gereserveerde twee maanden had vol gemaakt. Hans Langeweg: ‘In gespannen afwachting van de komst van Coleman Hawkins was de band van Freddy Johnson met slagwerker Arthur Pay, saxofonist Jan Scholmeijer, de vocaliste Enid Raphaël en de stadgenoten Al Weisbard (contrabas) en Clara de Vries (trompet) alvast begonnen. Onder luid gejuich maakte Coleman Hawkins zijn entree. Wat we toen hoorden liet zich met geen pen beschrijven.’ Toch slaagde het Rotterdamsch Nieuwsblad van 29 juni 1937 er in een treffend beeld te schetsen van wat er die avond in het Negro Palace plaatsvond:

‘Wie mocht twijfelen aan de kracht van jazzrhythmen en derzelver attractie, moest gisteravond in het Mephisto Palace aan den Oude Binnenweg wel overtuigd worden. Het was er voller – om maar eens een actueel beeld te gebruiken – dan in een harington en in de gerenommeerdste gelegenheden van New Yorks wijk Harlem kon het onmogelijk meer ‘hot’ en enthousiaster toegaan dan hier. Te midden van de wanden, in vurig rood aan de vorst der duisternis gewijd, heerschte het pandaemonium van de jazz. De bekende band van Freddie Johnson fascineerde het jeugdige publiek binnen, en… buiten, want voor de deur dromde een groote massa, bewaakt door een zwarten portier, geduldig wachtend op het weggaan van eenigen der gelukkigen binnen, opdat ook zij iets van den elixer der syncopen deelachtig zouden worden. Doch niet Freddie Johnson alleen trok deze enorme belangstelling, een groote attractie was tevens het optreden van Coleman Hawkins, den titel voerend van ‘the worlds best tenor-saxophone player’. Dat is niet mis. Dan was er nog een ster, de Nederlandsche trompettiste, Clara de Vries, zuster van den beroemden jazztrompettist wijlen Louis de Vries, en als instrumentaliste even fenomenaal. Het was een eminente demonstratie van hot-jazz. Coleman begon met Lady, be good. Aan dat devies heeft Clara de Vries in de eerste plaats zich voortreffelijk gehouden. Qua toon, hoogte, embouchure en stijl kan zij zich met de allerbesten meten, daarbij toonde zij in den loop van den avond een bijzondere feeling voor het samenspel, hetgeen met den bijzonderen gast van den avond zeker te pas kwam. Men had verder ruimschoots gelegenheid de bijzondere kwaliteiten van Coleman Hawkins te bestudeeren: een prachtigen toon, een enorme techniek, het typische vibrato, al moest men wel vaststellen, dat deze kwaliteiten in de overvolle omgeving niet zoo tot haar recht kwamen, als men het gaarne gewenscht had. Op ‘de’ plaatsen – de ingewijden weten precies, waar die zijn – hoorde men wel telkens een: Sssst! Maar het spel van Hawkins vraagt, om naar waarde genoten te kunnen worden, toch een vrij stillen achtergrond. Men hoorde gisteravond veel bekende jazz-tunes, o.a. Some of these days, The Sheik, doch ook ditmaal spande de Tiger Rag, welke het tweede deel van de avond inleidde, de kroon. Dat was opzweepend en obsedeerend, een beeld van gesyncopeerde razernij, zoo als zelfs door de wol geverfde hot-fans onder dit publiek slechts zelden beleefd zullen hebben. In zijn genre was het geweldig. Er waren wel zeker twintig chorusses, het ééne nog wilder dan het andere, het publiek geraakte buiten zichzelf, langzamerhand kreeg het iets van een sport-exhibitie, de bassist Weisbard incasseerde voor een denderend slag-bassolo een enthousiast open doek, evenals later Clara de Vries en Hawkins, en toen het satanisch gehits van het oer-rhythme eindelijk afgelopen was, klonk er een applaus, zooals een Mengelberg het voor alle Beethoven symphonieën bij elkaar moeilijk zou kunnen verwerven.’

Op 30 juni 1937 nam Freddy Johnson afscheid van Mephisto. Vanaf 1 juli 1937 trad Clara de Vries en haar Ladies Showband op met o.a. Annie van ‘t Zelfde (die ook als pauzeact optrad) en Pauky Kosman. Op 12 juli 1937 was Coleman Hawkins de gastsolist bij het damesorkest. Volgens de krant Voorwaarts van 13 juli 1937 moest de politie het publiek op de Oude Binnenweg in bedwang houden. Medio juli werden de dames vervangen door het orkest van de Belgische cornettist Johnny Claes. Vanaf 6 augustus 1937 speelde Coleman Hawkins iedere avond in Mephisto. Gratis entree! Op 31 augustus nam hij met een schitterend feest afscheid van het Rotterdamse publiek.

Coleman Hawkins in Mephisto met v.l.n.r.: Max Polak (piano), Louis Fall (trompet), Al Weisbard (contrabas), Johnny Claes (cornet), Pi Scheffer (trombone) en Martin Beekmans (slagwerk).

BENNY CARTER
De band van Teddy Cotton en de Surinaamse tenorsaxofonist Kid Dynamite (Arthur Parisius) vervolgde de concertreeks in Mephisto. Hun engagement werd op 6 september 1937 onderbroken door twee exclusieve concerten van de veelzijdige Amerikaanse musicus Benny Carter (sax, klarinet en trompet) en zijn twaalf mans orkest. ‘Honderden brachten hem een ovatie,’ schreef de Voorwaarts op 7 september 1937.

Benny Carter

CUBAANSE STIJL
Het negerpaleis aan de Oude Binnenweg was in oktober 1937 omgetoverd tot een in Cubaanse stijl ingericht podium. De kelners en musici droegen sombrero’s en de band van tenorsaxofonist Kid Dynamite met onder anderen trompettist Charles Gelauff, klarinettist Max Woiski sr., trombonist Jake Green, pianist Max Polak en drummer Johnny Stoffels brachten Zuid-Amerikaanse muziek. Vanaf 1 november 1937 stond Mephisto weer in het teken van de jazz. De als ‘fenomenaal’ aangekondigde rietblazer en trompettist Harry Pohl speelde met zijn Black and White Band gedurende de maand november 1937. Het Negro Palace had zich in één jaar tijd bewezen als internationaal vermaard jazzpodium en vierde op 5 november haar katoenen jubileum. Het blad Voorwaarts schreef de volgende dag:

‘Er wordt wel eens beweerd, dat slechts kleurlingen in staat zijn de jazz volkomen recht te laten wedervaren, doch deze stelling wordt door den Hollander Harry Pohl volledig gelogenstraft. Hij behoort ongetwijfeld tot de beste jazz-musici, die de wereld momenteel telt. Hij voert de saxofoon, klarinet en trompet met een wonderbaarlijke virtuositeit. Herhaaldelijk brengt hij de liefhebbers van ‘Hot’ – en daarvan waren er vrijdagavond nog al enigen! – in extase met zijn soli, die telkens weer van een groot improvisatievermogen getuigenis afleggen. De leden van het gezelschap, dat hij thans bij zich heeft – hij heeft vele jaren in het buitenland gewerkt en daar zeer veel succes geoogst – zijn ook stuk voor stuk meester op hun instrument. Het is werkelijk bewonderenswaardig wat deze knapen, verreweg het grootste deel blanken, presteren. Hoewel wij er om technische redenen van af moeten zien de individuele prestaties van de band te bespreken, willen wij toch een uitzondering maken voor Johnny [Alfred, HZ] Weisbard, den bekenden Rotterdammer, die op zo’n voortreffelijke wijze de slagbas hanteert.’

Vanaf 1 december 1937 tot 31 januari 1938 presenteerde Jacques Papier twee orkesten, namelijk ‘de beste Negro-band van het continent’: Bobby Martin and his All-Stars-Orchestra met Thelma Minor van de Cotton Club uit New York en tijdens de pauzes en ‘s zondags van zes tot acht uur de Rotterdamse band Jan Vlietstra and his Brighton Syncopaters. In de advertentie uit het Rotterdamsch Nieuwsblad van 30 november 1937 stond: ‘De gezellige Negro-sfeer is weer terug.’ Het bezoek van trompettist Bobby Martin en zijn band was voor velen een mijlpaal in de Nederlandse jazzgeschiedenis. Het was bovendien het eerste geheel uit zwarte Amerikaanse musici samengestelde orkest dat in ons land op handelsplaat werd vastgelegd. Een grote indruk maakte de slagwerker Joseph ‘Kaiser’ Marshall. Wegens ziekte werd hij een kleine twee weken vervangen door de zeventienjarige Martin Beekmans. De Rotterdammer ontving de vorstelijke gage van 15 gulden per dag.

Constantin Poustouchkine schreef over de band van Bobby Martin in De Jazzwereld van januari 1938:

‘De aanwezigheid van een aantal eersterangskrachten is reeds een voldoende waarborg voor een zeldzaam (jazz) muziekgenot.’

Vóór Mephisto staan in oktober 1937 v.l.n.r.: de heer Papier sr., drummer Johnny Stoffels, pianist Max Polak, trompettist Charles Gelauff, saxofonist Kid Dynamite en trombonist Jake Greene

BRAND IN DE HEL
Ook Theo Moens was overtuigd van de kwaliteit van Martin’s orkest. Hij boekte de band voor de Dancing Pschorr in mei 1938. Op 31 januari 1938 nam Bobby Martin tijdelijk afscheid van Mephisto. Zijn plaats werd ingenomen door het duo Freddy Taylor (trompet, zang en gitaar) en George Johnson (altsax), die op 16 februari 1938 werden vervangen door Rain’s Plantation Orchestra. In april 1938 was het orkest van Bobby Martin weer terug in Mephisto. Daarna vertrok de band naar de Dancing Pschorr. Het was Jacques Papier niet gelukt een grote act voor de maand mei te engageren. Noodgedwongen vroeg hij wederom The Brighton Syncopators van Jan Vlietstra. Na het vertrek van Bobby Martin kelderde de publieke belangstelling echter. ‘Er kwam geen hond meer’, zei Jan Vlietstra.

The Brighton Syncopators met v.l.n.r.: Jan Wundering (altsax), Jan Vlietstra (piano en leider), Leen van den Bos en Piet Coomans (saxen), Maup Israels (trompet), Henk Jalink (drums) en trombonist Jake Greene

ONDERGANG MEPHISTO
De forse daling van het bezoekersaantal gaf voeding aan het gerucht dat Jacques Papier in de nacht van 10 op 11 mei 1938 eigenhandig zijn negerpaleis in de fik had gestoken. De voormalige De Hel brandde tot op de grond toe af. Het nieuws van de verwoesting van het legendarische Mephisto werd overschaduwd door de dood van zeven personen die op 11 mei werden verpletterd door een instortende muur in de Valkensteeg. Dat Jacques Papier verantwoordelijk zou zijn voor de teloorgang van het enige fulltime jazzpodium in het vooroorlogse Rotterdam is ondenkbaar. Papier was een hartstochtelijke jazzliefhebber, zijn ouders en zijn vriend Siem van der Werff sliepen boven de zaak. Hij is nooit aangeklaagd voor brandstichting en hij had, naar later bleek, de band van de violist Leon Abbey reeds benaderd voor een concertserie in november 1938. Het smadelijke gerucht valt te verklaren door het feit dat de brand van Mephisto niet een op zichzelf staand incident was. Arena, Cabaret Jostin en het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen gingen het negerpaleis Mephisto voor.

‘Wie had dat ooit kunnen denken, dat men ‘s avonds over de Binnenweg lopend, geen vrolijke klanken hoort tuimelen uit nummer 94, geen auto’s voor de deur, geen licht, geen mensen, maar in plaats daarvan een zwart donker gat, leeg, troosteloos: Mephisto verbrand! Hoe bestaat het! Ik sta even voor die zwart geblakerde ruimte, denk aan de vele beroemdheden, die hier stampvolle zalen trokken, een enthousiaste menigte, een klankenmengeling, Swing, negers, parfum en tussen dat alles doorschietend, de heer Jac. Papier, de enthousiaste directeur. Benny Carter – Hawkins – Hayes – Johnson – Harry Pohl – Johnny Dunn, – Cas Mac Cord – Bobby Martin, als een bonte mengeling zie ik ze voorbij me gaan door de zwarte, leeg gebrande zaal … De enige plek, waar men zich in Rotterdam aan jazz te buiten kon gaan, de wereldstad met één zwartgeblakerde zaal… het paleis der negers! Een politieagent stoort mijn overpeinzing: doorlopen alstublieft. Het einde van een Tigerrag … ‘Mephisto is dead’. ‘t Is net of ik de omwonenden blij hoor zuchten? Rotterdam zit echter weer op zijn negerpaleis te wachten!’, schreef W.H. v.d. Berg in de Schoevers Koerier van juni 1938.

De banduniformen en de instrumenten van de Brighton Syncopators, die zich van de ene op de andere dag in de ellende zagen gestort, gingen in rook op. Geen werk meer en geen instrumenten. Alleen Cas Pijpers bleek verzekerd te zijn. Zijn geruïneerde saxofoon heeft nog een tijdje in de etalage van muziekwinkel Hakkert gestaan. De benefietavond in de Cosmopoliet op 28 mei 1938 was goed bedoeld, maar bracht niet meer dan zestig gulden op. Jacques Papier begon in februari 1939 La Perruche, een Amerikaanse bar aan de Zeevischmarkt, en organiseerde jazzconcerten in Taverne Casanova aan de Westewagenstraat. Eén maand later werd in het pand aan de Binnenweg de eerste Rotterdamse supermarkt (van Simon de Wit) geopend en de kroegbaas Daan ‘Datro’ Troost startte een Mephisto Bar in de Wigstraat, op Zuid…

BRONNEN
Jazz in Rotterdam, de geschiedenis van een grotestadscultuur (2015)
Verder in de tekst vermeld

Hans Zirkzee
Hans Zirkzee

Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016

OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial