After the lockdown

After the lockdown

Nu de rook een beetje optrekt na de lockdownperiode denkt elke musicus en waarschijnlijk ook elke podiumkunstenaar wat nu. Hoe zou het verder moeten. Je staat met een been nog in de oude werkelijkheid van voor de Coronacrisis en hoopt dat het allemaal gaat terugveren naar hoe het was. Een beetje aanpassen hier en daar en dan weer vooruit met de geit. We kijken naar de overheid en iedereen hoopt natuurlijk dat hij of zij de steun gaat krijgen die men vindt dat hem of haar toekomt. Men probeert het een en ander te bedenken om door deze periode te komen. Zo experimenteert men bijvoorbeeld met online mogelijkheden zoals live streaming. Anderen houden zich rustig in de hoop op meer duidelijkheid. Het is denk ik nog te vroeg om er allemaal iets zinnig over te zeggen maar een paar feiten zijn zoals ze zijn en daar doen we niets aan.

GELDSTROMEN
De geldstromen om podiumkunst in Nederland mogelijk te maken kwamen in het verleden hoofdzakelijk uit twee richtingen namelijk de publieksinkomsten en de ondersteuning van de overheid. Het ziet er nu naar uit dat de financiering van dit model zo onder druk staat dat het eigenlijk niet stand kan houden.

Zoals het er nu voor staat zouden de podiumkunstenaars vanuit de publieksinkomsten alleen niet genoeg geld kunnen generen wat normale voorstellingen mogelijk maakt. Ik kreeg laatst een financieel voorstel van een kleine zaal met een normale bezettingsmogelijkheid van 180 mensen publiek waarbij de totale opbrengst met de 1,5 meter restrictie gereduceerd was tot zo’n 500 euro. Van dat voorgestelde bedrag moeten dan nog de 9% BTW, 7% AR, de theatertoeslag, 20% partage en het percentage van het impresariaat van 15%  er van af.  Wat je dan overhoudt is met alle fatsoen net genoeg voor een monotet.
Je kan dus voor een habbekrats met je gezelschap op het podium gaan staan maar dat is totaal niet reëel op den duur. De voorstellingen zouden zodanig uitgekleed moeten worden dat het misschien nog enigszins te doen is maar of dat de oplossing is?
De overheid heeft zijn handen vol met de gevolgen van de crisis waarvan de economische kant een mega onderdeel is. Hierdoor is het niet reëel dat je kan verwachten dat de overheid nog in staat is op langere termijn de sector meer te ondersteunen dan hoe die dat op dit moment doet. Onlangs hebben de oppositiepartijen wel gepleit in de Tweede Kamer voor een extra investering van 700 miljoen euro en laten we daar het beste van hopen.

INFRASTRUCTUUR
Terugkomend op de huidige infrastructuur. Hoe zit het daar nu mee? Kan dat zich wendbaar opstellen om in te spelen op de problemen en de eventuele mogelijkheden. Not likely.

In het grootste circuit waarin de podiumkunst plaats vindt, namelijk de theaters en de concert en popzalen, in ieder geval niet. Deze hebben al een begrotingstekort zonder dat er überhaupt ook maar een voorstelling gegeven is. Veel van deze gebouwen zijn in feite vastgoedprojecten met torenhoge vaste lasten  die elke subsidie die ze kregen vanuit het cultuurbudget daar naar toe hebben laten vloeien. Terwijl de artiest jaren de zwarte piet kreeg dat die zijn hand op hield verdiende diezelfde artiest elke euro die het kreeg in dit circuit zelf. Sterker nog, de zalen verdienden aan de artiesten vandaar dat men nu met dat begrotingstekort zit. Al die grote gebouwen waar straks zeker niet de hoeveelheid publiek in kan die het nodig heeft om te renderen staan een groot financieel debacle te wachten in de nieuwe 1,5 meter samenleving. Het lijkt de hoofdgedachte te zijn om dit verlies nog maar eventjes over te boeken naar de komende jaren. Dit onderdeel van de infrastructuur zit zo vast als het maar zijn kan.

In de infrastructuur zitten ook de orkesten en grote gezelschappen. Deze zitten in een kruisvuur van onmogelijkheden. Ze zijn namelijk te groot voor de 1,5 meter samenleving. Hierdoor kunnen ze inhoudelijk eigenlijk niet meer doen wat ze zouden moeten en kunnen doen zelfs als ze zich op allerlei manieren zouden aanpassen. De publieksinkomsten die men nodig heeft kan men daardoor ook niet generen. Het is voorlopig goedkoper om deze grote gezelschappen op non actief te zetten en af te wachten.

Dan heb ik het nog niet eens over de problematiek en onzekerheden over de aerosolen die via het zingen of spelen op een blaasinstrument een risico kunnen zijn. Een heel groot deel van het bestaande repertoire en de bezetting die daarvoor nodig is kan je niet spelen. En dat is nogal wat. Dit gedeelte van de infrastructuur zit zo vast als een huis. Het kan geen kant op.

Wat doet de minister? Zij stopt het merendeel van het beschikbare financiële noodpakket in deze infrastructuur. Kan ze het anders doen dan is de vraag. Alleen als je niet zou uitgaan van de werkelijkheid die voor de Coronacrisis bestond. Je zou in feite een nieuwe infrastructuur moeten bedenken. Dat is nogal al een waagstuk en daar heb je inhoudelijk wel wat voor nodig. Namelijk een enorme kennis van het werkveld, lef, fantasie en totale ongebondenheid met de huidige stakeholders in de huidige infrastructuur. Daar vraag je nogal wat. Al dat vastgoed wat dan opeens een slechte investering blijkt. En wat moet je dan met al die grote orkesten en die organisaties. Hier wil je als bestuurder je vingers niet aan branden.

OUDE NORMAAL
Het is een stuk eenvoudiger om te hopen dat het allemaal weer een beetje terug veert en hier en daar wat lap en stop werk te verrichten door er geld in te stoppen om de tijd te overbruggen. En dan maar hopen dat het allemaal goed komt. In dit lap- en stopwerk wordt overigens het overgrote deel van het culturele aanbod, de onafhankelijke vrije producenten, zzp’ers, ongesubsidieerde ensembles en gezelschappen niet mee genomen. Men gaat er, denk ik, vanuit dat deze groep het maar moet doen met andere hulppakketten. Ze behoren immers niet tot de infrastructuur, cultureel daardoor minder essentieel en zijn als zodanig dus waarschijnlijk ‘collateral damage’.
Dan heb je nog alle grote evenementen en festivals. Met alle risico’s die deze grote verzameling mensen met zich meebrengt is een eventuele levensvatbaarheid van deze events onwaarschijnlijk.
Het is niet anders dan een gok als we voor de ontstane problematiek in de cultuursector nu een beleid opstellen wat in feite uitgaat van de oude infrastructuur in combinatie met een controleerbare situatie rond het virus terwijl dat verre van zeker is.

Er is nog veel onduidelijkheid over het virus en over de besmetting daarmee. Word je bijvoorbeeld sneller besmet in een afgesloten ruimte. Mocht dat zo zijn welk publiek gaat dan nog het risico nemen om zelfs op 1,5 meter van elkaar naar een voorstelling te gaan. Dan heb ik het niet eens over de onbekendheid van de gevolgen die het heeft als je besmet bent geraakt. Naast de bekende dodelijke gevolgen voor sommigen kan het net zo goed zo uitpakken dat het zich zo gaat gedragen zoals het herpesvirus. Dat komt om de haverklap terug als je je wat minder voelt. Of zoals het hiv-virus wat een fatale klap uitdeelt jaren na de besmetting. Wie zal het zeggen, een eenvoudige griep is het zeker niet. Ook de korte termijngevolgen van een besmetting zijn in een aantal gevallen niet best. Het kan maanden duren voordat je hersteld bent. Dat dit een te hard gelag is voor een avondje uit zal menig publiek doen besluiten om dat maar over te slaan. Zal een vaccinatie dan soelaas kunnen bieden en 100% veiligheid kunnen garanderen?  Laten we het hopen, maar het is niet waarschijnlijk. Bovendien bestaat het overgrote deel van het publiek in het circuit waar we het over hebben uit de risicogroep qua leeftijd.
Alles op de keper beschouwd is het door deze onzekerheden maar zeer de vraag of de publieke opkomst en de inkomsten daaruit terug zal veren. Het is zelfs uiterst twijfelachtig.

TIMING
Een voorbeeld van een ongelukkige timing is het geval dat we in een periode zitten waarin voor de komende vier jaar het geld voor de cultuur moet worden verdeeld. Vooralsnog is dat business as usual. Het catastrofale is het feit dat je daardoor het beschikbare budget voorlopig vastzet voor diezelfde periode. Men is daardoor de complete flexibiliteit en wendbaarheid kwijt en dat is net wat we absoluut nodig hebben of in het minste geval niet moeten verliezen.

Wanneer je de scenario’s doorloopt met de variabele onzekerheden en mogelijke waarschijnlijkheden dan is toch de enige pragmatische conclusie die je kan trekken dat je het beste op het moment snel moet inventariseren wat niet meer kan en wat wel kan. Dan zal je toch moeten denken aan een compleet nieuwe inrichting van de infrastructuur, nieuwe verdeling van het beschikbare budget en de verschijningsvorm van de podiumkunsten. Een andere optie is hopen dat het met een sisser gaat aflopen en dat we de spreekwoordelijke dans ontspringen. Voor het moment voelt dat natuurlijk best veilig en misschien zelfs verstandig maar je trapt keihard op de rem van de vooruitgang en aanpassing in een andere tijd dan die we die gekend hebben.

Ben van den Dungen

SPEAKEASY