Hotjazz volgens de beginselen

Gilbert, Jazzmuziek-2

door Hans Zirkzee

Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde en schreef over talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden.

".......Wij hebben in ons Vaderland
Een jazz-band op bezoek......."

Hotjazz

Wat hotjazz nu eigenlijk precies is, weten weinig mensen. De meesten associëren de muziek met de manouche van Hotclub de France, de Gipsyjazz. De eerste Europese jazzstijl door Quintette du Hot Club de France met Stéphane Grapelli en Django Reinhardt. Maar hotjazz is geen zigeunerjazz. Het was de bron van een nieuwe richtingenstrijd in de jazzmuziek.

quintette
Quintette du Hot Club de France

Een zekere Elwin schreef in het Rotterdamsch Nieuwsblad van 16 november 1933 het navolgende gedicht. Zijn stijl lijkt verdacht veel op die van Koos Speenhoff.

hotjazz!
Wij hebben in ons Vaderland
Een jazz-band op bezoek
En hare hoog-moderne kunst
Die gaat er in als koek!
Vooral de allerprilste jeugd
Die is er op verzot
Want deze Jazz is hot-en-tot
In hart en nieren hot!
Ook ik heb mee geluisterd, maar
Ik heb een zwakke maag,
Vandaar dat ik dien negerkost
Niet al te best verdraag,
Maar vóór en náást en áchter mij,
Daar sloeg de ‘band’ z’n slag,
‘k Geloof niet dat ik, wààr dan ook
Zoo’n wilde(n-) geestdrift zag!
De massa, als bezeten,
Heeft gebruld en heeft gegild,
En heeft haar hot-jazzhonger in
Verbijstering gestild.
De felle dissonanten
Uit de gillende trompet
Hebben de ‘hoop’ van dit geslacht
In vuur en vlam gezet.
Ik heb mij ernstig afgevraagd:
‘En noemt men dit muziek?’…
Maar U moet mij niet rekenen –
‘Aftandsch’ en ‘hot-antiek’.

In het begin van de jaren twintig was er nog geen sprake van een duidelijke scheidslijn tussen jazz- en commerciële dansmuziek. Tegen het einde van de jaren twintig wordt de jazzmuziek meer op haar artistiek inhoudelijke merites beoordeeld en duiden de schaarse jazzchroniqueurs op het verschil tussen jazz als dansmuziek en concertjazz. Na de concerten van het orkest van Paul Whiteman in het Amsterdamse Concertgebouw en het Kurhaus in Scheveningen in de zomer van 1926, nam ook de Nederlandse dagbladpers de jazzmuziek serieus. De symfonische jazz van Whiteman had volgens de jazzpioniers weinig te maken met de ‘echte’ jazz uit New Orleans. Zijn muzikale mix van ragtime, blues en klassieke melodieën was echter ongekend populair. De ongekroonde ‘King of Jazz’ verkocht miljoenen platen. Jazzcriticus Gilbert Seldes in 1924:

‘Although nearly every Negro jazzband is better than nearly every white band, no Negro band has yet to come up to the level of the best white ones, and the leader of the best of all, by a little joke, is called Whiteman.’

Paul Whiteman

SERIEUZE JAZZBESCHOUWINGEN
De vaderlandse pers maakte na de optredens van het orkest van Whiteman meer redactionele ruimte vrij voor serieuze jazzbeschouwingen. Alhoewel de kritiek niet verstomde, drong nu ook bij het grote publiek het besef door dat de nieuwe muziek geen eendagsvlieg was. Er ontstonden discussies over de muzikaal inhoudelijke verworvenheden van de jazzmuziek. Heftige polemieken over de beoordeling van de ware aard van de jazz leidden tot grote tegenstellingen en een richtingenstrijd tussen de liefhebbers van de ‘blanke’ en de ‘zwarte’ stijl, tussen ‘Chicago’ en ‘New Orleans’, tussen de ‘commerciële dansmuziek’ en de ‘artistieke jazz’. De meningsverschillen over genres leken tot in de jaren negentig van de twintigste eeuw onlosmakelijk verbonden te zijn met de jazzmuziek.

De Jazzwereld

ZWART/WIT
In 1931 verscheen het eerste nummer van het blad De Jazzwereld (DJW). Het maandelijkse periodiek, opgericht door de saxofonist en bandleider Ben Bakema (artiestennaam: Red Debroy), had een eigen correspondent in New York, die de Nederlandse jazzfans op de hoogte hield van de ontwikkelingen in de Verenigde Staten. Met goed gedocumenteerde concertverslagen, plaatrecensies, interviews, een concertagenda en foto’s van de populaire orkesten kreeg de jazzkritiek in Nederland door de DJW een groter aanzien. Het laatste nummer van De Jazzwereld zag in november 1940 het licht. De Jazzwereld medewerkers W.G. (Will) Gilbert en mr. Constantine Poustochkine legden in het eerste Nederlandse boekje over jazz: Jazzmuziek, inleiding tot de volksmuziek der Noord-Amerikaansche negers, de nadruk op het verschil tussen ‘zwarte en witte’ jazz. Het racistisch te noemen standpunt van met name Will Gilbert kwam de nazi’s tijdens de bezetting van Nederland goed van pas:

‘De jazzmuziek is geen muziek van den blanke, doch een muziek van den Noord-Amerikaanschen negers. Geen wonder, dat onder de blanken de werkelijke jazzmusici met een licht te zoeken zijn. (…) Het valt op den duur niet te ontkennen, dat de jazzmuziek een plaats in ons leven is gaan innemen. Na haar eerst met ontzetting aangehoord, vervolgens met minachting doodgezwegen en tenslotte met stekeligheid doodverklaard te hebben, is de muzikale wereld na een tijdsverloop van een kleine twintig jaren tot de ontdekking gekomen, dat daar nog altijd dat ‘minderwaardige uitwas’ bestaat, hetwelk jazzmuziek heet. In plaats van de levenskracht van een muziek, die ondanks tegenwerking, verguizing en boycot nog immer de aandacht voor zich opeischt, te erkennen, vergenoegt het overgroote deel der muziekkenners en -liefhebbers zich met smalend te wijzen op de banaliteiten van een Jack Hylton of een Nat Gonella en met kwalijke moppen te tappen op de ‘lachende saxophoon’. (…) Het hoofdkenmerk der jazzmuziek ligt slechts in haar uitvoering opgesloten en in die uitvoering alleen! (…) Wij constateeren dat de oorspronkelijke jazzmuziek der negers in en om New Orleans in haar elementairen vorm van vóór 1914 door de blanken van huis uit verkeerd begrepen werd. De beruchte ‘potten en pannen’-jazzmuziek, welke de gansche wereld van vlak na de oorlog in opschudding bracht, was een belachelijke en mislukte imitatie. De oude negerjazzmuziek was luidruchtig, soit! Maar deze luidruchtigheid was van zeer bijkomstigen aard, zij kwam voort uit een gebrek aan beheersching en bezonkenheid, zij was de uiting van een ongeremde, daardoor overdreven expressieviteit. Zij was oprecht, zij kwam regelrecht uit het hart van den speler. Bij de blanken werd daarentegen juist het ‘kabaal’ tot een zelfstandig, van allen muzikalen zin en alle logica ontbloot doel, tot een prikkelend middel, dat bij het naar goedkope sensatie zoekende publiek toen een ongekend succes oogstte. Resutaat: de gansche wereld kreeg tegen het einde van den oorlog en onmiddellijk daarna, als de nieuwe muzikale uiting: ‘jazz’, een ergelijke parodie te slikken.’

Gilbert, Jazzmuziek-2
Gilbert jazzboekje

CONCERTJAZZ OF DANSJAZZ
Bij een grote schare (internationale) jazzliefhebbers groeide de behoefte een onderscheid aan te brengen tussen de jazz als kunstmuziek, de concertjazz, en de commerciële variant: jazz bedoeld als dansmuziek. De puristen zagen de concertante jazz als de enige zuivere jazz. De aanwezigheid van improvisatie was volgens hen het belangrijkste essentiële verschil met de amusementsmuziek. De concertjazz was ‘hot’ en niet ‘sweet’ (de goed in het gehoor liggende vocale jazz). De hotjazz stond ook lijnrecht tegenover ‘swing’ (de dansmuziek van de populaire bigbands met weinig ruimte voor improvisatie). In navolging van de Franse en Belgische ‘Hotclubs’ organiseerden de Nederlandse jazzfans zich in de Nederlandsche Hot Club. De NHC had een overkoepelende functie. In alle grote steden werden plaatselijke afdelingen opgericht. De hotjazz was een niet te stoppen rage.

De Nederlandsche Hot Club Afdeeling Rotterdam hield haar eerste openbare bijeenkomst op woensdag 20 december 1933 in de gehoorzaal van de firma Quispel. Het bestuur bestond uit H. Röttger (voorzitter), G.L. Tops (penningmeester) en Wim H. van den Berg (secretaris). De Rotterdammers Röttger en Van den Berg maakten tevens deel uit van het dagelijks bestuur van de Nederlandse Hot Club. In 1936 volgde Wim van den Berg voorzitter H. Röttger op en de Rotterdamse slagwerker, Dick Rijnooy, werd secretaris én penningmeester.

Dick Rijnooy

BEGINSELVERKLARING
De afdeling Rotterdam van de NHC organiseerde maandelijkse bijeenkomsten in o.a.: Café Boulevard (Coolsingel), Café Monopole (Kruiskade), de Witte Sociëteit (Weena) en Maison De Kok (Stationsweg). Het programma bestond uit lezingen, platenavonden en live muziek van onder andere trompettist Joost van Os (Rotterdam, 15 januari 1921 – Den Haag, 22 november 1984), een van de medeoprichters van de Dutch Swing College Band, en pianist Jacob Feijte. In mei 1933 publiceerde de Artistieke Commissie van het hoofdbestuur van de NHC in De Jazzwereld een beginselverklaring over ‘hotjazz’. Deze analytische beschrijving van de jazzmuziek telde maar liefst vijf hoofdstukken en vierendertig paragrafen, waarmee voor het eerst in Nederland een uitgebreide omschrijving van jazz op papier werd gezet!

6 november 1936 opende in Rotterdam een legendarische fulltime hot jazz club. Binnenkort te lezen op Jazzradar.

BRONNEN
Jazz in Rotterdam, de geschiedenis van een grotestadscultuur (2015)
Verder in de tekst vermeld

Hans Zirkzee
Hans Zirkzee

Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016

OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial