Jazzpionier Joop de Leur bekend van Zuiderzeeballade

BIOGRAFIE

Joop de Leur

door Hans Zirkzee

Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde en schreef over talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden. Musici die veel reizen en mensen ontmoeten hebben vaak mooie en interessante verhalen te vertellen. 
Deze biografie werd deels gepubliceerd in Jazz in Rotterdam.

Johannes Anthonius ‘Joop’ de Leur

(Rotterdam, 5 juni 1900 - Bielefeld (D), 3 september 1973)

"EEN RITME DAT WE NOG NIET KENDEN."

Johannes Anthonius ‘Joop’ de Leur (Rotterdam, 5 juni 1900 – Bielefeld (D), 3 september 1973) is een van de belangrijkste Nederlandse jazzpioniers. De aan de Oppert geboren pianist en componist begon zijn professionele carrière als 11-jarig wonderkind op de kermis in Alkmaar. Daarvoor trad hij op met zijn vader, Ger de Leur, quatre-mains piano in De Vereeniging aan de Goudscheweg, Bierman & Co, een stalhouderij gelegen naast de particuliere muziekschool van L.C.M. Romijn in de Hugo de Grootstraat en café Olman aan de Goudscherijweg.

ARTIESTENFAMILIE
Joop de Leur kwam uit een echte artiestenfamilie. Zijn moeder Esmerencia ‘Rens’ Boesnach trad op als soubrette en zijn vader had een opleiding tot concertpianist gevolgd. Joop doorliep het hele abc van de muziekwereld en was, naar eigen zeggen, de eerste jazzpianist in Nederland. De Leur begeleidde films in Thalia, het Apollotheater en Cinema Parisien. Hij maakte deel uit van de orkesten van Jeanne Guldemond, Marek Weber, Paul Godwin en Sidney Bechet. Joop de Leur was een befaamd artiestenbegeleider en de componist van vele bekende liedjes zoals: Meneer Dinges weet niet wat Swing is, Ben je in Rotterdam geboren en de Zuiderzee Ballade. Hij had meer dan 700 composities op zijn naam staan. Hij was de eerste die als jazzpianist een compositie van Nederlandse origine op de plaat vastlegde (Dancing Keys van Theo Uden Masman uit 1927).

GESYNCOPEERD
Rond 1917 trad hij op met het Heerenorkest in Café De Matador aan de Hoogstraat. Volgens De Leur vertoefden in De Matador veel tijdens de Eerste Wereldoorlog gestrande Engelse soldaten, die evenals de Timbertown Follies naar Engels model gesyncopeerde muziek brachten. ‘Een ritme dat we nog niet kenden.’ De Matador was een van de eerste zaken in Rotterdam met een Orchestrion, een mechanisch orkest. In 1918 kreeg De Leur een engagement in De Hel aan de Oude Binnenweg, de voorloper van het fameuze jazzpodium Mephisto. De entree van De Hel had toen de vorm van een duivelskop. De kelners liepen er rond in een rode rok. Het was een dure zaak waar tijdens de Eerste Wereldoorlog veel zwarthandelaren kwamen. Joop de Leur was van 1923 tot 1926 de pianist van het Belgisch (jazz) orkest The Excello’s Five, dat in Rotterdam debuteerde in het pas geopende Grand Théâtre aan de Pompenburgsingel.

ZESTIG GOUDMARK
Joop de Leur
: ‘Het waren Belgen en ze waren zo wat de eersten, die hier jazz speelden. Wat wij tenminste jazz noemden, want ’t was eigenlijk geen jazz’. Joop krijgt een aanbieding om bij de Excellos Five in München te gaan spelen. ‘Ik kom dus enthousiast thuis. ‘En je contract dan bij Dikker en Thjjs?’ zegt Kitty, z’n vrouw. ‘Want ik speelde toen bij Dikker en Thijs in de Leidschestraat. Gewoon met een violist en een cellist, zoals je dat toen had. Ständchen van Schubert en Ständchen van onze Groningse landgenoot Johnny Heyckens. Weet je nog, dat ze in de oorlog voor radio Oranje op de melodie van Heyckens’ Ständchen zongen: Op de hoek van de straat staat een NSB-er. Jodenhaat, landverraad preekt die farizeeër.. .?

Leur, Joop de edit

Joop de Leur

Ik zeg tegen Kitty: ‘Van dat contract bij Dicker en Thijs kom ik wel af. Zij mogen mij die kans toch niet onthouden maar jawel hoor. Ze zeiden daar “getekend is getekend”, je zit nog een jaar aan ons vast. Joop de Leur begint bij de Stehgeiger Wout Batenburg te smeken en te soebatten: ‘Laat me nou gaan, Wout. Ik heb een kans voor München. Zestig goudmark per avond. Let wel, goudmark, want in die tijd was een miljoen mark gewone mark nog geen cent waard. Hij zegt: niks mee te maken. Ik laat je alleen gaan als je zorgt, dat ik Reiff hier krijg. Die ken ik. Ik loop me benen uit me dinges, om die Reiff te krijgen, maar Reiff kon ook niet. Toen zei die Wout: ‘Goed, je mag als ik ook mee mag. Gewoon chantage’. Ik weer naar Robert Kierberg. (Van de Excellos Five). Die zei: Eerst proefspelen. Dan zien we wel. Ik dus proefspelen. Het was alsmaar parafraseren en spelen zonder pedalen. Net alsof je in een auto zit zonder gas­pedaal of frictie. En dan een uur met een trombone en een trompet. Weg cello. Helemaal nieuwe stijl. Zes Confrey noemden ze dat. Ik moest het banjoritme in­vullen. Het zweet brak me uit. Maar enfin ik had techniek genoeg, dus het ging. Dat heette dus jazz. Voor die Excellos Five was ik niet bang. Die Kierberg nam me zo aan voor München, maar een week later kwam de jobstijding al: Blijf maar thuis jongens, het gaat met München allemaal niet door, want die Belgen van de Five krijgen geen visum voor Duitsland. In de put jongens in de put.

TUSCHINSKI
Maar wat denk je. Wie bracht er uitkomst? Abrammetje Tuschinski. Die ging zijn La Gaîté, de nachtclub naast het Grand Théatre op de Pompenburgsingel in Rotterdam openen. Een super de luxe dancing. Om het verhaal kort te houden. Het contract werd zo gauw mogelijk getekend. Om Dirk Reese, die dancing Pschorr op poten ging zetten, de das om te doen. Joop de Leur krijgt een oproep voor herhalingsoefeningen in militaire dienst. A la minute krijgt hij daarop een zenuwinstorting met de bibberatie. Naar bed dus. Zes schone pyjama’s per dag kreeg hij zo nat van het zweten was hij. Doodziek dus. Request naar de minister van Oorlog om uitstel. Joop krijgt uitstel, maar dan gaat La Gaîté weer niet door, want de bouw komt niet op tijd klaar. Vijf weken lang kunnen de Excellos Five hun centjes bij Abraham Tuschinski halen zonder eenmaal te hoeven optreden. Eindelijk gaat de zaak open. Joop heeft van z’n lang zal ze leven nooit zo’n chic feest meer meegemaakt. Heel notabel Rotter­dam is aanwezig. Kostbare toiletten, dure auto’s voor de deur, champagne in de koelers, hoogconjunctuur in optima forma. De Rotterdamse socialistische wethouders Arie Heykoop en A. E. de Zeeuw zijn de eregasten. In een woest ritme pelen de Excellos: Yes we have no bananas. Na de optredens in La Gaîté moeten de Excellos een gecontracteerd engagement vervullen in Davos. Voor de duur van drie maanden. Van Davos gaat de band naar Breslau. Daar maakt Joop kennis met de dan nog jonge Peter Kreuder, een onuitstaanbaar mannetje, volgens Joop. De muzi­kanten van zijn trio, dus bas en slagwerker mogen niet eens naast hem lopen. Altijd een paar passen achter hem blijven Door zijn apart stijltje, gewoon een maniertje anders niet, wereldberoemd geworden. Als Joop de Leur op een keer Peter Kreuder in Breslau moet vervangen heeft Peter Kreuder de rotstreek uitgehaald de muziek door elkaar te gooien. In opdracht van Hitler zal Kreuder nadien de SS.-Standarte marsch componeren. Volgens afspraak en contract zijn de Excellos op maandag 4 mei 1925 in Rotterdam in La Gaîté terug.

COMPONIST
Radiomaker Roland Vonk: ‘Joop de Leur is een naam die ik zelf vooral ken van bladmuziek. Deze Rotterdamse pianist en componist heeft de muziek gemaakt van nogal wat bekende liedjes. Een greep: De Zuiderzee Ballade, Op de sluizen van IJmuiden, Mijnheer Dinges weet niet wat swing is, Een dansliedje deint, Bel me even op 77777, Ode aan de Maas en Ben je in Rotterdam geboren. Als componist heeft hij samengewerkt met tekstschrijvers als Jacques van Tol, Lou de Groot, Kees Manders, Jan de Cler, Joop Korver, Jack Bess, Bart Ekkers, Han Dunk en Johnny en Jones. En hij heeft aan de piano onder anderen begeleid: Alex de Haas, Lou Bandy en Willy Derby. Joop de Leur speelde kortom in de eredivisie van het Nederlandse amusement. Hoe kan het dan toch dat hij zo goed als vergeten is in zijn geboortestad Rotterdam? Ach, dat zal te maken hebben met de Grote Vergeetput waar we uiteindelijk allemaal in vallen, maar het heeft ook te maken met het feit dat Joop vaak op de achtergrond heeft gewerkt, bijvoorbeeld als begeleider van bekende artiesten, en met het feit dat hij veel buiten Rotterdam heeft vertoefd. Joop groeide op in een muzikale omgeving in Rotterdam. Zijn vader was pianist, zijn oom organist. Op negenjarige leeftijd al kon Joop naar verluidt zo ongeveer het hele repertoire van zijn vader spelen. Hij gold als een wonderkind. In 1911 trad hij voor het eerst in het openbaar op als artiestenbegeleider. Dankzij een invalbeurt in 1923 raakt De Leur verzeild in de jazz. Tot 1926 speelde hij in het jazz-kwintet ‘Excellos Five’, waarmee hij onder meer Davos en Berlijn aandeed, en platen opnam. In Berlijn zou De Leur vanaf 1926 iets van acht jaar blijven, onder meer als eerste pianist en repetitor in de Haller-Revue. In deze periode maakte Joop ook solo-opnamen, en trad hij op in Duitse speelfilms. Hij zou in deze jaren ook hebben gespeeld in de toen populaire Duitse dansorkesten van Paul Godwin en Marek Weber. Nog voor de machtsovername van de nazi’s in 1933 keerde De Leur terug naar Nederland, waar hij verder naam maakte als begeleidingspianist en componist. Zijn joodse wortels hebben hem het leven (net) niet echt moeilijk gemaakt. De Leur had maar één vol joodse grootouder en daarmee ontsprong hij in de oorlog de dans. Zijn laatst adem blies hij uit in Bielefeld, in Duitsland. Ver weg van Rotterdam.’

BRON
Jazz in Rotterdam, de geschiedenis van een grote stadscultuur (2015) door Hans Zirkzee

Hans Zirkzee
Hans Zirkzee

Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016

OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial